Voorwaarden en reglementen: Brandweervoorschriften
3 |
In en uitgangen van standsVeelal zijn de stands tenminste aan één zijde niet door een wand afgesloten, hebben zij een beperkt grondoppervlak en lopen door de stand geen gangpaden. In een dergelijke situatie worden er geen nadere eisen gesteld aan de aanduiding van de uitgang. In alle andere gevallen moet men zich richten tot de beursorganisatie en zich laten informeren omtrent eventuele nadere voorwaarden.
|
5 |
BelangrijkOndanks dat een certificaat kan worden overlegd heeft de plaatselijke brandweer het recht op de expositievloer de standbouwer of de exposant een monster voor beproeving te vragen. Men is verplicht het gevraagde monster ter beschikking te stellen. |
|
5.1 |
Dragende constructiedelen van de standDe dragende constructiedelen van de stand moeten stabiel zijn uitgevoerd in materialen uit de brandvoortplantingsklasse 1 of 2 (NEN 6065). Bij bepaalde standuitvoering of constructiewijze moet een gemeentelijke goedkeuring zijn verleend aan de hand van de ingediende sterkte berekening (tribune- en etagebouw) of constructiewijze (staaldraad verbande of muurverankeringen). |
|
5.2 |
Wandschotten, decors en rekwisietenWanden, decors en/of rekwisieten moeten uit materiaal zijn vervaardigd dat niet makkelijk ontvlambaar is (klasse 1 of 2, c.f. NEN 6065). |
|
5.3 |
Bekledingsmaterialen voor wandenDe bekledingsmaterialen voor wanden moeten de eigenschappen bezitten van de brandvoortplantingsklasse 1 of 2 (NEN 6065). Voldoet het bekledingsmateriaal niet aan de eis van de brandvoortplantingsklasse 1 of 2, dan bestaan geen overwegende bezwaren tegen de toepassing van de 'niet goedgekeurde' materialen (dit afhankelijk van de materiaaldikte) indien het materiaal met 'ontbrandbare lijm' (op waterbasis) op een ondergrond, uit de brandvoortplantingsklasse 1 of 2, wordt verlijmd. Wordt het 'niet goedgekeurde' materiaal echter ongelijmd toegepast, dus anders dan hiervoor aangegeven, dan zal slechts toestemming voor het gebruik worden verleend als naar verhouding van het wandoppervlak uit een relatief gering oppervlak bestaat uit het 'niet goedgekeurd' materiaal. Materiaal dat 'niet is goedgekeurd' dient ononderbroken te worden aangebracht. Of toestemming wordt verkregen voor de toepassing van 'niet goedgekeurd' materiaal is afhankelijk van de beoordeling van de feitelijke situatie door de plaatselijke brandweer. Bekledingsmaterialen, gordijnen en dergelijke uit de brandvoortplantingsklasse 1 of 2 mogen gedrapeerd worden toegepast. De volgende bekledingen van wanden zijn niet toegestaan, tenzij het materiaal behoort tot de klasse 1 of 2 in de brandvoortplantingsklasse (NEN 6065). En de rookdichtheid ten hoogste bedraagt overeenkomstig (NEN 6066):
|
|
5.4 |
Deuren en doorgangen in relatie tot gordijnenIn doorgangen tussen stands waarop paden uitkomen en die door hun ligging een onderdeel zijn vluchtroutes in een ruimte, mogen onder voorwaarde gordijnen worden opgehangen. Het voorgaande betekent dat gordijnen en dergelijke op de deur moeten zijn bevestigd en wel zodanig dat ook het ontgrendelingsmechanisme (kruk of drukstang) zichtbaar is en onbelemmerd moet kunnen worden gebruikt. Doeken, gordijnen of andere stofferingmaterialen mogen slechts zodanig zijn aangebracht dat de voorgeschreven opschriften, richtingspijlen, al dan niet als transparant verlichtingarmatuur uitgevoerd, duidelijk zichtbaar blijven. |
|
5.5 |
VloerbedekkingIn de stands en overige ruimten, die toegankelijk zijn voor het publiek, moet de vloer bedekking tenminste voldoen aan de NEN-EN 1775:2007 en NEN 1775/C2, klasse 1 of 2 ten aanzien van vloeren. In de gangpaden, de vluchtroutes en de trappenhuizen moet de vloerbedekking tenminste voldoen aan de brandvoortplantingsklasse 2 overeenkomstig NEN 6065. De vloer- en trapbekleding moet zodanig zijn aangebracht dat deze niet kan verschuiven, omkrullen of oprollen en zij mag geen enkele aanleiding geven tot het uitglijden, struikelen of vallen van bezoekers. |
|
5.6 |
Verf- en vernissoortenBij standbouw en decoratieve objecten dient uitsluitend verven op waterbasis of brandvertragende verven te worden toegepast, indien de te gebruiken materialen die onder Artikel 19 in dit document genoemd dit vereisen, zie ook Artikel 4.1 van de Brandweervoorschriften. |
|
5.7 |
Spiegelende en doorzichtige materialenIn de stands en overige ruimten, die toegankelijk zijn voor het publiek, mogen spiegels van glas als wandbekleding worden aangebracht als zij deugdelijk tegen een stevige ondergrond worden geplaatst. De deugdelijkheid houdt in dat bij aanzienlijke druk tegen de spiegels deze niet mag bezwijken. Verticale spiegelende oppervlakken samengesteld uit opgespannen kunststof foliematerialen zijn toegestaan onder voorwaarde dat het materiaal reeds tijdens productie niet gemakkelijk ontvlambaar en van een vlamdovende kwaliteit is. De spiegels van glas of foliemateriaal mogen de oriëntatie van de bezoekers met name tot de ligging van uitgangen niet nadelig beïnvloeden. Het is verboden in gangpaden of vluchtroutes spiegels aan te brengen, tenzij de spiegels op zichthoogte onderbroken zijn. Als spiegels uitgevoerde glasplaten of opgespannen foliematerialen mogen nimmer als plafond constructiedelen worden toegepast. Glaspanelen in buitenwanden of scheidingswanden van een stand mogen alleen in veiligheidsglas of gewapend glas zijn uitgevoerd (zie ook Artikel 19 punt 6 van de Brandweervoorschriften). Afhankelijk van onder andere de aard van de tentoonstelling kan het noodzakelijk zijn dat glaspanelen in wanden van de stand grenzend aan de gangpaden tegen indrukken beschermd moeten worden door voldoende zware houten of stalen stootbanden op een hoogte van circa 0.80 m aan de zijde van het gangpad. De plaatselijke brandweer kan deze voorzieningen dwingend voorschrijven. |
|
5.8 |
Meubilering in de standOpstellingsplannen Bouwverordening Art.6.5.6 Toelichting
|
|
5.9 |
Planten, bloemen en heesters als decoratieKunststof 'groendecoratie' (planten, bloemen enz.) zijn toegestaan als deze in de brandvoortplantingsklasse 2 overeenkomstig NEN 6065 zijn in te delen. |
6 |
StandafdekkingDe standafdekking kan worden gerealiseerd door opgespannen textielproducten, door verschillende soorten plaatmateriaal of een zogenaamd systeemplafond van metaal. Voor de materialen en de constructie, toegepast bij de standafdekking, gelden de volgende punten:
|
7 |
Dragende constructies van de standDe dragende constructiedelen van een stand moeten stabiel zijn uitgevoerd, het te gebruiken materiaal dient te voldoen aan de brandvoortplantingsklasse 1 of 2 overeenkomstig NEN 6065. |
8 |
Stand met meerdere verdiepingen (etagebouw)Voor een standontwerp, dat betrekking heeft op etagebouw, is voor de bouw een vergunning noodzakelijk van de Permits Desk (van RAI).
|
|
8.1 |
In en uitgangen van de (etagebouw)Het aantal uitgangen en het aantal trappen zijn afhankelijk van de vloeroppervlakte van de 1e verdieping:
|
|
8.2 |
Rechte trappen zogenaamde Steektrappen etagebouwHet boveneinde van de trap moet aansluiten aan het bordes met tenminste een gelijke breedte als de trap.
|
|
8.3 |
Splitrappen (etagebouw)Spiltrappen zijn slechts toegestaan als vluchtroute, als ten hoogste 10 personen van die trap gebruik moeten kunnen maken. Als de spiltrap wordt toegestaan moet de diameter van de spil ten minste 0,70 m bedragen. |
|
8.4 |
Leuningen (etagebouw)Trappen moeten aan beide zijde zijn voorzien van deugdelijke en stevig bevestigde leuningen en aan de zijkant tot leuninghoogte tegen doorvallen zijn afgesloten. Als de breedte van de trap meer dan 2,20 m bedraagt moet de trapbreedte door een of meer deugdelijke, stevig bevestigde leuningen zijn verdeeld. De verdeelsleutel moet overeenkomen met 5.10.5. |
9 |
Bezoekersruimte in de tentoonstellingshalIn een hal kunnen als zelfstandige eenheid of als onderdeel van een tentoonstelling één of meer ruimten zijn ingericht als terras, restaurant, bioscoopzaal, demonstratieruimte, concert of theaterruimte met tribunebouw. Voor verschillende hierboven genoemde gebruiksvormen gelden de regels zoals aangegeven onder Artikel 4 - Algemene bouw- en decoratievoorschriften bij de standbouw van deze Brandweervoorschriften. De indeling van de zitplaatsen moet met de nodige zorgvuldigheid plaats vinden en worden vastgelegd in een zitplaatsenplan. Voor details: zie Artikel 5.8 - Meubilering in de stand. Opstellingsplannen Bouwverordening Art. 6.5.6 van de Brandweervoorschriften.
|
10 |
Elektrische installaties en standverlichtingHet verlichten van de stand mag uitsluitend elektrische verlichting worden toegepast. De elektrische installatie mag uitsluitend door erkende installateurs worden uitgevoerd. Indien de installatie niet voldoet aan de desbetreffende voorschriften van EWN en NEN 1010, NENEN 50107, NEN 3140, Brandweer, Assuradeuren, kan niet tot aansluiting op het net worden overgegaan. Standinstallaties dienen te worden uitgevoerd met een kerndoorsneden van de leiding van 2,5 mm2, V.D. 2,5 mm2 in buis is ook toegestaan. Het gebruik van kerndoorsnede die niet aan de gestelde eisen voldoet, is niet toegestaan, tenzij de installateur kan aantonen dat het voldoet aan de gestelde eisen volgens NEN 1010. Toelichting:
In Convention Centre gelden, in afwijking op deze regels van NEN 1010, de volgende uitvoeringsvoorschriften:
|
11 |
GasflessenDe aanwezigheid en/of het gebruik van gecomprimeerde of tot vloeistof verdichte brandbare gassen in een Convention Centre is alleen toegestaan na schriftelijke toestemming van de Commandant van de plaatselijke Brandweer. Aan het verstrekken van een toestemming zijn een aantal van de volgende voorwaarden verbonden:
|
13 |
Het exposeren van toxische stoffenHet exposeren van toxische stoffen al dan niet in hun oorspronkelijke verpakking, is in principe verboden, tenzij:
|
14 |
Ioniserende stralen uitzendende stoffen en apparatenIoniserende stralen uitzendende stoffen of apparaten, zogenaamde radioactieve stoffen of röntgen apparatuur, vallen onder de Kernenergiewet. Het is zonder vergunning bezitten en/of gebruiken van deze stoffen of apparatuur is verboden.
|
15 |
LaserlichtDe toepassing van Laserlicht moet altijd bij de beursorganisatie worden aangemeld. Afhankelijk van de aard van Laser (golflengte, energie, gepulst of niet gepulst) kunnen voorwaarden worden gesteld. Veelal zal een vergunning van de plaatselijke brandweer vereist zijn. De controle op de naleving van de voorwaarden, zoals die in de vergunning zijn vermeld, gebeurt door het Ministerie van SZW en/of de Arbeidsinspectie. Klasse 1 - Veilige stralingsbronnen Klasse 2 - Niet geheel veilige stralingsbronnen Klasse 3 - Gevaarlijke stralingbronnen
Klasse 4 - Zeer gevaarlijke stralingsbronnen |
16 |
Het in bedrijf hebben van installaties, verbrandingsmotoren e.d.Alle installaties met open vuur, verbrandingsmotoren, lastoestellen en dergelijke, die binnen het Convention Centre in werking wordt gedemonstreerd, moeten bij de beursorganisatie worden aangemeld. Zonder uitzondering is voor deze vormen van demonstratie een vergunning (ontheffing) van de plaatselijke Commandant van de Brandweer vereist. |
17 |
DemonstratiesAlle demonstraties in het Convention Centre dienen te worden aangemeld bij de beursorganisatie. Niet alle vormen van demonstratie zullen door een beursorganisatie worden toegestaan. Voor veel vormen van demonstratie zullen door de plaatselijke brandweer nadere voorwaarden in een vergunning (ontheffing) worden gesteld. Met het vroegtijdig aanvragen van de vergunning voorkomt u dat de vergunning op een te laat tijdstip wordt ontvangen waardoor u te weinig tijd heeft om aan de voorwaarden te voldoen of enige beursdagen niet in het bezit bent van de vergunning waardoor het demonstreren, niet zal zijn toegestaan. |
18 |
Opslag van emballage en voorraad vormingHet is nimmer toegestaan om achter of naast de stand een opslag voor verpakkingsmateriaal en dergelijke te hebben. Dit in verband met het gegeven dat bedoeld materiaal licht ontvlambaar is. In een niet in gebruik zijnd gedeelte van het Convention Centre zou emballage kunnen worden opgeslagen, indien in overleg met de beursorganisatie en de plaatselijke brandweer nader te bepalen veiligheidsmaatregelen zijn getroffen.
Voor de demonstratie, in overleg met de brandweer kan toestemming worden gegeven voor een dagvoorraad. |
19 |
Standbouwmaterialen en de toegestaande wijze van toepassingStandbouwmateriaal
Wijze van toepassing
1. Zachtboard
Het materiaal moet aan alle zijden (vlakken) beschilderd zijn met een brandvertragende verf of lak.
2. Hardboard
Het materiaal moet tenminste aan een zijde beschilder zijn met een brandvertragende verf of lak (aan beide zijde
als de stand niet begrensd wordt door een andere stand).
3. Hout of houtcompositiemateriaal dunner dan 3,5 mm
Het materiaal moet tenminste aan een zijde beschilderd zijn met een brandvertragende verf of lak (aan beide zijde
als de stand niet begrensd wordt door een andere stand).
4. Hout of houtcompositiemateriaal dikker dan 3,5 mm
Het materiaal mag zonder speciale behandeling worden toegepast.
5. Glas verticaal toegepast
Veiligheidsglas of glas met ingesloten kruisbewapening met een maaswijdte van maximaal 16 mm opgesloten in een
houten of metalen raamwerk met een minimale sponningdiepte van 15 mm.
6. Glas horizontaal toegepast
Veiligheidsglas of glas met ingesloten kruisbewapening met een maaswijdte van maximaal 16 mm opgesloten in een
houten of metalen raamwerk met een minimale sponningdiepte van 15 mm.
7. Kunststof plaatmateriaal geëxpandeerd kunststof en kunststof rubbers
Het materiaal moet van een niet gemakkelijk ontvlambare kwaliteit zijn vervaardigt,behorende tot de brandvoortplantingsklasse NEN 6065 1 of 2, zie Artikel 5.3 van de Brandweervoorschriften.
Het materiaal mag geen grote hoeveelheid rook en/of voor de gezondheid schadelijke gassen of dampen afgeven volgens NEN 6066, zie Artikel 4.1 van deze Brandweervoorschriften. Het materiaal mag bij verwarming niet druppelen (druipen). 8. Folie materiaal (metaal)
Het materiaal mag zonder speciale behandeling worden toegepast.
9. Folie materiaal (kunststof)
Het materiaal moet van fabriekswegen niet gemakkelijk ontvlambaar zijn gemaakt, de brandvoortplanting behoren tot NEN norm 6065 klasse 1 of 2.
Het folie materiaal mag nimmer als afdekking of plafond van of in een stand worden toegepast. Brandbaar folie materiaal wordt alleen toegestaan als het materiaal geheel op een ondergrond van ontvlambaar materiaal dan wel op een van onder Artikel 5.3 in dit document, genoemde materialen is geplakt met onbrandbare lijm (waterbasis). 10. Papierproducten, zoals crêpepapier, versieringen, decoraties e.d.
Het materiaal moet doormiddel van een behandeling (impregneren) niet gemakkelijk ontvlambaar zijn gemaakt en voldoen aan de brandvoortplantingsklasse NEN 6065 klasse 1 of 2.
11. Strobalen, karton, riet, rietmatten, raffia, hooi e.d.
Dit materiaal moet doormiddel van een behandeling (impregneren) niet gemakkelijk ontvlambaar zijn gemaakt en voldoen aan de brandvoortplantingsklasse NEN 6065 klasse 1 of 2.
Toelichting: Het materiaal moet tenminste 2 x 24 uur in een impregneermiddel worden ondergedompeld om aan de gestelde eisen te voldoen. 12. Textiel vervaardigd van natuurlijke vezels zoals katoen, linnen, jutte, wol e.d.
Dit materiaal moet d.m.v. een behandeling (impregneren) niet gemakkelijk ontvlambaar zijn gemaakt voldoen aan de brandvoortplantingsklasse NEN 6065 klasse 1 of 2.
13. Textiel vervaardigt van kunststof vezels
Het materiaal tijdens het productieproces niet gemakkelijk ontvlambaar zijn gemaakt en voldoen aan de brandvoortplantingsklasse NEN 6065 klasse 1 of 2.
Toelichting: Brandbare textiel van kunststofvezels zal zelden door behandelen (impregneren) aan de klasse eisen voldoen. 14. Horizontaal toegepast textiel zoals velums, afdekking plafonds van een stand e.d.
Het materiaal mag alleen op deze wijze worden toegepast als aan de voorwaarden genoemd onder Artikel 19.12 en 19.13 in dit document wordt voldaan en het textiel onderspannen is met metalendraden met een dikte van 0,3 mm in één richting op een minimale onderlinge afstand van 1 m.
15. Tapijt als wandbekleding
Het materiaal moet van fabriekswegen niet gemakkelijk ontvlambaar zijn en voldoen aan de brandvoortplantingsklasse NEN 6065 klasse 1 of 2.
Het materiaal mag geen grote hoeveelheid rook en/of voor de gezondheid schadelijke gassen of dampen afgeven NEN 6066 zie Artikel 4.1 van de Brandweervoorschriften. |
20 |
Specifieke Brandweervoorschriften inzake tenten/paviljoenenHet is niet toegestaan de tent op zodanige wijze te plaatsen dat de brandweer in het onmiddellijk gebruik van brandkranen en/of overige bluswaterwinplaatsen wordt belemmerd. De constructie en opbouw van de tent moet zijn uitgevoerd ten genoegen van de dienst Bouwen Woningtoezicht van het stadsdeel en in lijn zijn met het Bouwbesluit. Voor plaatsing van een tent is een objectvergunning nodig, zie voor aanvragen Bijlage 5: Handboek Permits van het Accomodatiereglement. Draagconstructies, vloeren e.d. mogen niet zodanig zijn samengesteld dat deze spoedig na het uitbreken van brand grote hoeveelheden rook of voor de gezondheid schadelijke gassen ontwikkelen. De indeling van de tent moet met betrekking tot de brandveiligheid ten genoegen van de brandweer zijn uitgevoerd. Bij in rijen opgestelde zitplaatsen moet tussen de rijen een vrije ruimte aanwezig zijn van tenminste 0,40 m, gemeten tussen de loodlijnen door de elkaar dichtst naderende gedeelte van de rijen. Indien in een rij tussen zitplaatsen tafeltjes zijn geplaatst, moet de genoemde vrije ruimte ter plaatse van de tafeltjes doorlopen.
Deuren in nooduitgangen moeten in de richting van de vluchtweg draaien en indien zij gesloten zijn, met één handbeweging kunnen worden geopend. Indien voor uit - c.q. nooduitgangen gordijnen, vitrages of andere stofferingmaterialen zijn gehangen, moeten deze zodanig zijn bevestigd dat zij de vluchtwegen niet belemmeren. De ingangen, doorgangen, uitgangen e.d. moeten te allen tijde over de volle breedte zijn vrijgehouden van obstakels. Bij hoogteverschillen groter dan 40 cm. tussen de vloer in de tent en het maaiveld buiten ter plaatse van de uit- c.q. nooduitgangen moeten er vlonders van stroef materiaal ter overbrugging worden gebruikt. De breedte van de vlonders moet minimaal 50 cm. breder zijn dan de breedte van de uitgang. De elektrische installatie in de tent moet voldoen aan het gestelde in NEN 1010 en aan plaatselijk te stellen aansluitvoorwaarden. In de tent moet een elektrische nood - en transparantverlichtingsinstallatie zijn aangebracht die door een van de normale stroomvoorziening onafhankelijke stroombron gevoed wordt. De voedingsbron(nen) van de nood- en transparantverlichtingsinstallatie moet(en) zodanig zijn dat de verlichtingsarmaturen gedurende 30 minuten op volle sterkte kunnen branden terwijl de lichtsterkte 1 lux moet bedragen gemeten op de vloer. Tijdens de aanwezigheid van publiek in de tent moeten de transparant verlichtingsarmaturen te allen tijde branden. Noodverlichting, transparant verlichtingsarmaturen en andere aanduidingen t.b.v. vluchtwegen moeten te allen tijde goed zichtbaar blijven. In de tent moeten, naar het oordeel van de brandweer, voldoende draagbare blustoestellen aanwezig zijn. De blusmiddelen moeten goed zichtbaar zijn opgesteld en voor onmiddellijk gebruik gereed en bereikbaar zijn. De positie van de blusmiddelen moet aan de hand van pictogrammen worden aangegeven. De materialen waarvan eventuele aankleding versiering, decors e.d. in de tent zijn gemaakt moeten niet gemakkelijk ontvlambaar zijn, of door een behandeling (impregneren) niet gemakkelijk ontvlambaar worden gemaakt. Plafondversiering moet op een hoogte van ten minste 2,50 m boven de vloer zijn opgehangen en gordijnen en andere verticaal gehangen stoffering moeten 0,10 m vrij van de vloer worden gehouden. Versiering, stoffering e.d. dienen, in verband met in brand geraken van het materiaal, uit de directe omgeving van spots en ander warm wordende apparatuur te worden gehouden. Vloerbedekkingen e.d. dienen zodanig te worden aangebracht dat deze niet kunnen verschuiven, omkrullen of oprollen en in geen enkel opzicht gevaar voor uitglijden, struikelen of vallen van personen kunnen veroorzaken. De tent moet schoon en in goede staat van onderhoud verkeren. Afval, emballage e.d. moeten zijn opgeborgen in afsluitbare bakken van onbrandbaar materiaal. Indien, met uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de Permits Desk, een tent als rookruimte gecreëerd wordt mogen alleen zelfdovende asbakken geplaatst worden of tonnen met zand, deze dienen dan regelmatig, maar ten minste dagelijks, worden geleegd in afsluitbare asverzamelaars van onbrandbaar materiaal. Het volgende mag niet in een tent aanwezig zijn:
|
21 |
Specifieke Brandweervoorschriften inzake barbecueHet is de organisator of standhouder niet toegestaan een barbecue te organiseren in of rond het RAI gebouw. RAI Catering kan eventueel wel een barbecue verzorgen, dit zal geschieden onder de volgende condities:
|
22 |
BronnenWettelijke voorschriften en normen:
|
FC/010412